Wet zorg en dwang (Wzd)

De Wet zorg en dwang regelt de rechten bij onvrijwillige zorg of onvrijwillige opname van mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een psychogeriatrische aandoening (zoals dementie).

bovenstaande animatievideo geeft kort en helder weer waar de Wet zorg en dwang om draait.

Voor wie geldt de Wet zorg en dwang?

Een cliënt valt onder de wet zorg en dwang:

  • als er een verklaring is van een deskundig arts waaruit blijkt dat hij in verband met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking is aangewezen op zorg;
  • als een persoon beschikt over een indicatie van het CIZ voor langdurige zorg met als grondslag een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking;
  • als een persoon een gelijkgestelde aandoening heeft. Als gelijkgestelde ziekte of aandoening zijn op dit moment aangewezen: het syndroom van Korsakov, de ziekte van Huntington en niet-aangeboren hersenletsel (NAH), indien er sprake is van gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking, en dit kan leiden tot ernstig nadeel. 

Dit betekent dat naast een cliënt die zorg ontvangt vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz), ook een cliënt die ondersteuning ontvangt vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) onder de Wzd kan komen te vallen. Datzelfde geldt ook voor cliënten op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) zorg of ondersteuning ontvangen.

De Wzd geldt pas voor kinderen en jongeren bij wie een verstandelijke beperking is vastgesteld en bij wie onvrijwillige zorg wordt overwogen of toegepast. De Wzd geldt niet voor kinderen en jongeren bij wie geen verstandelijke beperking is vastgesteld.

Bij kinderen tot 12 jaar nemen de ouders/voogden die het gezag uitoefenen de beslissing over de zorg van het kind. Bij kinderen tussen de 12 en 16 jaar neemt het kind gezamenlijk met zijn of haar ouders/voogden de beslissingen over de zorg die aan hem of haar wordt verleend. Vanaf 16 jaar neemt het kind zelf de beslissing over de zorg die aan hem of haar wordt verleend (art. 3, lid 1).

Alleen vrijwillige zorg, tenzij het niet anders kan

De kern van de Wet zorg en dwang is 'Nee, tenzij'. De zorg voor ouderen met dementie en mensen met een verstandelijke beperking moet zoveel mogelijk op vrijwillige basis plaatsvinden. Soms kunnen mensen met dementie of een verstandelijke beperking niet (meer) zelf inschatten wat goed voor hen is. Zorgverleners helpen ze dan bij die keuzes. Het uitgangspunt van de Wet zorg en dwang is dat onvrijwillige zorg daarbij niet wordt toegepast, tenzij het niet anders kan.

De wet geldt in en buiten instellingen

De Wzd geldt niet alleen in zorginstellingen, maar bijvoorbeeld ook in de thuissituatie, logeeropvang en in kleinschalige woonvormen. 

De Wzd geldt niet voor ouders die zorg verlenen aan hun kind.

Opname in een zorginstelling

De Wet zorg en dwang regelt ook de opname van mensen met dementie of een verstandelijke beperking in een zorginstelling als zij daar niet mee instemmen. Als de cliënt zich verzet tegen een gedwongen opname, beslist de rechter over de opname.

Wat regelt de Wzd?

De Wzd regelt onder andere:

  • In welke situaties onvrijwillige zorg en/of opname aan de orde kan zijn;
  • Hoe een besluit tot onvrijwillige zorg genomen wordt; 
  • Wanneer onvrijwillige zorgverlening geëvalueerd moet worden.
  • Het recht op een cliëntenvertrouwenspersoon. 

De besluitvormingsprocedure waarborgt een zorgvuldig onderzoek naar mogelijke alternatieven voor onvrijwillige zorg. Onvrijwillige zorg is alleen toegestaan als er geen alternatieven zijn.

Geldt de Wet zorg en dwang voor kinderen?

De relatie tussen de Wzd en de Jeugdwet

Ook in het kader van jeugdhulp kunnen maatregelen worden toegepast, die soms als dwang worden ervaren. Het gaat dan om maatregelen waarbij de cliënt nog wel een keuzemogelijkheid heeft, en dus om drang. Hierbij kan gedacht worden aan de jeugdhulpaanbieders die gezinscoaching, begeleiding of opvoedondersteuning verlenen aan gezinnen met licht verstandelijk beperkte kinderen. Dergelijke zorgaanbieders hoeven niet te voldoen aan de verplichtingen uit de Wzd. Zo hoeven zij dus bijvoorbeeld geen zorgverantwoordelijke aan te wijzen of een zorgplan op te stellen op grond van de Wzd.

Wanneer echt sprake is van dwang bij een persoon met een verstandelijke beperking is dit onvrijwillige zorg zoals omschreven in de Wzd. In dat geval moeten zorgaanbieders wel aan de eisen van de Wet zorg en dwang voldoen. Een uitzondering hierop is de gesloten jeugdzorg in gesloten jeugdinstellingen. Deze vallen niet onder de Wet zorg en dwang.

Geldt de Wzd wanneer bij een cliënt de verstandelijke beperking als tweede grondslag is vastgesteld?

De Wzd is van toepassing als een ter zake kundige arts heeft vastgesteld dat sprake is van een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking en bij deze cliënt onvrijwillige zorg wordt overwogen of toegepast omdat het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel (art 10 lid 2 Wzd).

Het hoeft er niet toe te doen dat iemand ook nog iets anders mankeert wat ook bepalend is voor de zorgbehoefte. Iemand met een verstandelijke én een zintuiglijke beperking ontvangt over het algemeen zorg van een instelling voor mensen met een zintuigelijke beperking. Wanneer er onvrijwillige zorg nodig is valt dit onder de Wzd als er een link is tussen gedrag de verstandelijke beperking en het ernstig nadeel. De zorgaanbieder kan alleen onvrijwillige zorg leveren na registratie in het locatieregister.

Wanneer primair sprake is van een aandoening waarvoor de Wvggz van toepassing is en het gedrag en het ernstig nadeel wordt veroorzaakt als gevolg van deze aandoening geldt deze regel niet en is de Wvggz van toepassing.